Het is tijd voor nieuwe energie. Daarom heeft Solarfields sinds 18 april 2023 een nieuwe naam: Novar. Wil je meer weten? Lees hier het bericht over de naamswijziging.
De afgelopen weken waren er weer twee. Rapporten die ons waarschuwen dat de tijd op raakt om gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen.
We hebben nog een jaar of tien, stond in het eerste van de twee, en dan zijn we door ons koolstofbudget heen. Als we nog langer doorgaan met het uitstoten van broeikasgassen zal de aardse opwarming onherroepelijk over de anderhalve graad heen schieten, schreven de auteurs. Dan komen we in een wereld terecht waarin delen van de aarde ernstig ontwricht raken. Zo ernstig, dat het op die plekken voor mensen en voor veel dieren en planten niet langer goed toeven is.
Over die planten ging het tweede rapport. Daarin stond dat de biosfeer, die dunne schil van aarde en lucht waarin leven mogelijk is, nooit eerder zo bedreigd werd als nu. In de opsomming van de bekende gevaren waren ontbossing en klimaatverandering de belangrijkste.
Dat de rapporten niet direct over het klimaat gingen, maar over de oneerlijke verdeling van de uitstoot van al die broeikasgassen en over wat we planten en schimmels aandoen met ons gedrag, maakt niet uit. De strekking is hetzelfde: we kunnen nog iets doen, maar dan moeten we wel nú aan de slag, en flink ook – veel flinker dan we tot nu toe bereid zijn te doen.
Als een kralenketting rijgen de rapporten zich aaneen. Een jaar of twintig geleden, roerde vooral het IPCC zich, het wetenschappelijke klimaatpanel van de Verenigde Naties. Het werd in 1988 opgericht vanwege het sterke vermoeden dat bepaalde menselijke activiteiten het klimaat wereldwijd zodanig ontwrichtten dat huidige en toekomstige generaties erdoor bedreigd werden. Zo is het geformuleerd in resolutie 43/53 van de Verenigde Naties.
Ongeveer eens in de vijf à zes jaar liet het IPCC van zich horen, voor het eerst in 1990. Ja, schreven de wetenschappers toen, er is sprake van een versterkt broeikaseffect dat deels wordt veroorzaakt door het gebruik van fossiele brandstoffen als steenkool, olie en gas. Dat zorgt voor een opwarming die alleen gestopt kan worden als we minder broeikasgassen gaan gebruiken.
De conclusies waren omgeven met onzekerheden, waarvan er in volgende assessments steeds meer sneuvelden. Van het vijfde rapport (het zesde verschijnt in delen vanaf april volgend jaar) werd de samenvatting voor beleidsmakers in 2014 door de lidstaten van de VN goedgekeurd. De Nederlandse klimaatwetenschapper Leo Meyer was projectleider.
In een interview in NRC vatte Meyer de inhoud als volgt samen: ,,De invloed van de mens op klimaatverandering staat glashelder vast. De gevolgen worden wereldwijd scherper zichtbaar. De prognoses daarover zijn toenemend ernstig. En nog steeds is er een mogelijkheid om de risico’s binnen de perken te houden. Maar naarmate we daar langer mee wachten wordt dat wel snel duurder.”
Het IPCC is al lang niet meer de enige organisatie die dit soort alarmerende rapporten uitbrengt. In mei 2019 kwam bijvoorbeeld het IPBES, het jongere zusje van het IPCC maar dan voor het onderwerp biodiversiteit, met een groot rapport. De kop boven het artikel in NRC hierover luidde: ‘Natuur gaat wereldwijd ongekend snel achteruit’.
Daarnaast publiceert het UNEP, het VN-milieuprogramma, jaarlijks een ‘Emissions Gap Report’. Daarin wordt telkens vastgesteld dat de kloof tussen de broeikasgassen die we uitstoten en de maximale hoeveelheid die we zouden mogen uitstoten niet daalt ‘ondanks waarschuwingen van wetenschappers en toezeggingen van politici’. Ieder jaar evalueert de Wereld Meteorologische Organisatie ‘The State of the Global Climate’: ‘klimaatverandering is nu al op allerlei manieren zeer zichtbaar’, was de conclusie vorig jaar. En de Wereldgezondheidsorganisatie voorspelt, als we zo doorgaan, vanaf 2030 jaarlijks 250.000 extra sterfgevallen door de gevolgen van klimaatverandering.
Naast deze VN-organisaties schrijven ook Oxfam, de Royal Botanic Gardens en andere milieuclubs rapporten. En verder roeren ook het Internationaal Energieagentschap, de club van geïndustrialiseerde landen (OESO) en het World Economic Forum zich steeds luider. Het jaarlijkse Global Risks Report werd begin dit jaar voor het eerst gedomineerd door klimaat- en milieubedreigingen.
Een rapport van het Europese milieuagentschap concludeerde in juni: ‘Het milieu in Europa bevindt zich op een kantelpunt. We hebben de komende tien jaar nog een kleine kans [a narrow window of opportunity] om maatregelen voldoende op te schalen om de natuur te beschermen, de gevolgen van klimaatverandering te beperken en ons verbruik van natuurlijke hulpbronnen radicaal te verminderen.’
Het IPCC heeft, ondanks beschuldigingen van het tegendeel, altijd zorgvuldig gewaakt voor een te alarmistische toon. Zijn werkwijze leidt volgens veel wetenschappers zelfs tot een onderschatting van de ernst van de situatie.
Een uitzondering vormt misschien het ‘speciale rapport’ dat het IPCC in 2018 publiceerde over de vraag of het nog haalbaar is om de opwarming tot anderhalve graad te beperken. Daarin staat dat die deur over een paar jaar dicht gaat. Er worden scenario’s geschetst – met beleid dat er niet om liegt – die dat nog kunnen voorkomen.
Het is niet zo dat deze rapporten meteen in diepe bureaulades verdwijnen. Ze dienen wel degelijk als uitgangspunt voor beleid wereldwijd, om klimaatverandering en verlies van biodiversiteit tegen te gaan. Maar de opwarming en het verlies van natuur gaan vaak veel sneller dan in de rapporten wordt beschreven.
Al voor het rapport over de anderhalve graden was verschenen, vroegen veel wetenschappers zich af of die grens niet allang overschreden was. Een van de hoofdauteurs, de Nederlandse klimaatwetenschapper Heleen de Coninck, had nog een sprankje hoop. In een interview in NRC vlak voor de verschijning van het rapport antwoordde ze op de vraag of ze het ook echt gelooft: ,,Ik weiger te geloven dat het niet meer mogelijk is. Het móet kunnen.”
Verschenen in NRC NEXT – 02-10-2020
De energietransitie begint met een kennismaking. Plan direct een gesprek in of neem contact met ons op.